Roelof en ik maken een wandeling, maar zelfs bewegend komt het gesprek niet op gang. De chitchat-fase is voorbij, de volgende fase laat op zich wachten. Ik voel spanning, haal diep adem en vraag me in mezelf af wat de goede vraag zou kunnen zijn. Gelukkig werkt mijn alarmsysteem nog wel: zodra ik het gevoel heb dat ik het goed moet doen, dan gaat er iets mis. Ik benoem wat ik ervaar en vraag Roelof of hij het herkent. Hij knikt en schiet op slot, iets wat hem vaker gebeurt: zijn adem stokt in zijn borstkas, zijn schouders staan strak, soms ‘tikt’ hij zelfs met zijn hoofd, omdat al zijn spieren op spanning staan. Zijn reactie bevestigt mijn vermoeden dat er iets resoneert in ons gesprek wat niet persé hier en nu aan de hand is.
‘Wat zit er in de weg, denk je?’ vraag ik en als hij stil blijft: ‘Roep ik misschien iemand anders in je op? Het zou kunnen dat ik je doe denken aan een docent, een vrouw, een moeder wellicht?’ Weer blijft hij stil. We lopen tussen de Domtoren en de Domkerk, dwars over het plein waar ooit het middenstuk van de kerk tijdens een hevige storm is weggeblazen. ‘Ik denk eigenlijk alle drie wel’, zegt Roelof dan ineens en legt glashelder uit wat hem in de weg zit: iets in mij doet hem denken aan zijn moeder, die hij zo graag wil pleasen, op dat zij zich maar gelukkig voelt. Iets in mij is de vrouw, bij wie hij in de gratie wil komen, door wie hij geliefd wil zijn. En iets in mij voelt als een docent, voor wie hij vooral goed moet presteren. ‘Dat is eigenlijk het enige dat ik kan doen’, zegt hij. Ik hoor de emotie in zijn stem: ‘Het goed doen. Altijd. Voor iedereen.’ Het is weer een tijd stil tussen ons. Het Domplein ligt nu achter ons. De denkbeeldige chaos van oud puin en harde windvlagen verdwijnt uit ons gesprek. Roelof haalt diep adem, zoals ik zelf minuten eerder adem haalde. Allebei moeten we lachen. De spanning verdwijnt. Zowel Roelof als ik mogen weer gewoon onszelf zijn, zonder de goede vraag te moeten stellen en het goede antwoord te moeten geven. Later in het gesprek vraag ik hem hoe hij vindt dat het gaat. Meteen antwoordt hij: ‘Ja, fijn. Goed.’ Ik herken iets van de spanning van eerder. Zijn antwoord komt ook wat snel. Ik vraag hem om even na te denken en dan nog eens antwoord te geven. Hij doet dat braaf en zegt weer dat hij het fijn vindt en geeft wat uitleg. ‘Wil je graag een aardig antwoord geven?’ vraag ik. Hij glimlacht. Of is het een grimas? Het patroon wordt hem duidelijk. Pas na drie keer doorvragen vertelt hij wat hij moeilijk vindt aan ons gesprek. Ik herken zijn zoektocht. Wat vind je nou écht, wat voel je werkelijk, wat heb je nodig om gewoon ontspannen in het nu te zijn? Roelof is gewend het anderen naar de zin te maken. Hij heeft niet eens meer door dat hij het doet. Maar wat is daarvan het effect? Hij weet niet goed meer wat hij zelf fijn vindt, nodig heeft. Erkennen dat je primaire reactie (een aardig antwoord geven) misschien niet altijd persé de beste is, is een eerste stap. Gemakkelijk is dat niet. Beter gezegd: de eerste paar keren dat je een patroon probeert te doorbreken zijn doodeng. Maar er is altijd een beloning. Al is het maar de bevrijdende lach: heel even waren Roelof én ik verlost van altijd maar goed moeten zijn. Heel even waren we vrij. Als je de vrijheid eenmaal herkent is de weg er naartoe al een heel stuk gemakkelijker… Disclaimer De naam van de cliënt in deze tekst is om privacy redenen gefingeerd. De tekst is gebaseerd op een daadwerkelijke sessie, maar aangepast met het oog op de leesbaarheid. Toelichting Methodisch: Roelof reageert op mij vanuit ervaringen eerder in zijn leven: alsof ik zijn docent, moeder, een vrouw ben. Dat heet overdracht: je plakt als het ware het gezicht van een ander (moment of mens), op je gesprek(spartner) in het nu. Als coach werk ik graag met dergelijke overdrachtssituaties: in de relatie tussen Roelof en mij speelt de thematiek waarvoor hij ook naar me toe is gekomen: hij loopt vast in zijn creatief proces. Dat komt onder andere doordat hij het steeds goed moet doen. Wanneer dat patroon ook speelt in de relatie met je coach, krijg je de kans het patroon te gaan herkennen en doorbreken: op een relatief veilige manier kan Roelof ander gedrag onderzoeken. Thematisch: Roelof heeft soms zo veel last van het goed moeten doen dat hij er fysiek op reageert: zijn hele lichaam schiet in de kramp. Dat zou je coping kunnen noemen: een systeem dat buiten je eigen bewustzijn om in werking treedt wanneer je je bedreigd voelt, of wanneer er iets op het spel staat. Bijna iedereen kent wel de fight, flight, freeze reactie. Roelof schiet in een freeze. Maar er werken meer copingmechanismen in dit gesprek: Roelof doet graag aardig, pleast anderen, om zichzelf OK te blijven vinden. Het is een mooie kwaliteit, anderen naar de zin te maken. Roelof heeft er een enorm empathisch vermogen door ontwikkeld. Maar wanneer het ten koste gaat van jezelf, een ander of je omgeving, dan keert de coping zich tegen je. Een coachtraject kan je bewust maken van je eigen copingmechanismen, van de oorsprong daarvan en vooral ook van de andere mogelijkheden dan de patronen die je maar al te goed kent. Opmerkingen zijn gesloten.
|
De Kleine Professorschrijft over de groei van cliënten, studenten én zichzelf.
Laat je e-mailadres achter en ontvang een mail als er een verse blog is!
Archieven
December 2023
Categorieën
Alles
|