‘Ik weet niet. Ik ben een beetje wiebelig’, zegt Menno, eenmaal gesetteld op de gele stoel. ‘Wiebelig’, herhaal ik. Hij denkt na. ‘Ja. Emotioneel wat labiel, misschien?’ Ik glimlach om het vraagteken dat in de lucht blijft hangen. Ik herken de onzekerheid die hoort bij ontwikkeling. Dingen zijn ineens anders. Is dat goed? Slecht? Sta ik nou stil of beweeg ik? Help! Hij formuleert voorzichtig, maar dat hij boos is spat aan alle kanten van hem af. ‘Ik weet niet. Ik ben een beetje wiebelig’, zegt Menno, eenmaal gesetteld op de gele stoel. ‘Wiebelig’, herhaal ik. Hij denkt na. ‘Ja. Emotioneel wat labiel, misschien?’ Ik glimlach om het vraagteken dat in de lucht blijft hangen. Ik herken de onzekerheid die hoort bij ontwikkeling. Dingen zijn ineens anders. Is dat goed? Slecht? Sta ik nou stil of beweeg ik? Help! Hij formuleert voorzichtig, maar dat hij boos is spat aan alle kanten van hem af. Gefrustreerd vertelt hij over zijn irritaties en schetst hij een aantal schijnbaar onbenullige voorvallen waarover hij bozer werd dan eigenlijk nodig. Vragen die hem gesteld werden, schoenen die op de verkeerde plek belandden, terwijl hij toch zo vaak… Hoewel we moeten lachen om de voorbeelden voelen we ook hoe het schrijnt. Dat Menno zo boos wordt om de plek van de schoenen, gaat namelijk niet over die schoenen. ‘Welke boodschap krijg jij eigenlijk als die schoenen voor de zoveelste keer niet worden uitgetrokken bij de achterdeur?’ Er valt een lange stilte. Ik zie van alles voorbij trekken in Menno’s gezicht. Dan knikt hij. ‘Ja, dat ik verdomme wéér niet belangrijk genoeg ben om die kleine moeite voor te doen. En dat terwijl ik altijd ieders rotzooi opruim. Ik altijd alle rimpels voor anderen gladstrijk.’ De boosheid suist nu door de kleine ruimte. De afgelopen jaren is Menno de stabiele basis geweest voor zijn kinderen. Dat was nodig, want zijn ex kon dat allesbehalve zijn. Dus Menno vormde het thuis en bewoog - om zijn kinderen te beschermen - om de grillen van hun moeder heen. Nu ook op zijn werk zijn leidinggevende het laat liggen wordt Menno zich langzaam bewust van het voortdurende beroep op hem: ruim jij het op? Regel jij het? Maar Menno is moe. En het is niet zijn taak. Hij is het ook gewoon zat. ‘Waarom ben ik altijd degene die…?’ ‘Wat kostte het jou om je kinderen die veilige haven te geven?’ vraag ik. Eerst kijkt hij me vragend aan, dan zie ik dat hij knikt, haast berustend en beseft: ‘voor wat ik nodig had, of voor wat ik wilde was nooit plek’. ‘Ken je dat ook uit andere periodes in je leven?’ Hij lacht, schamper. Het beeld is snel geschetst: Menno heeft als jonge jongen niet geleerd om aan te geven wat hij wel en niet wil; hij leerde zich te schikken, te manoeuvreren om de wensen en emoties van anderen heen. Je kunnen schikken is een fantastische kwaliteit. Het heeft de kinderen van Menno een stevige basis gegeven. Vaak is je schikken echter niet nodig. Sterker nog: het breekt Menno de laatste tijd op: doordat hij nooit aangeeft wat hij wel of niet wil, is het beroep dat op hem gedaan wordt eindeloos. Gehoor moeten geven aan dat eindeloze beroep, zorgt er voor dat hij steeds verder weg beweegt van wat eigenlijk van belang is voor hem. We onderzoeken op welke andere manieren Menno zou kunnen reageren op rondslingerende schoenen thuis en rondslingerende verantwoordelijkheden op het werk. Tussendoor popt de boosheid zo nu en dan op. ‘Goed’ zeg ik dan. ‘Wees maar boos.’ Het verbaast hem. ‘Is het niet kleinzerig en pietluttig om hierover boos te zijn?’ Ook over dat oordeel is gelukkig twijfel. En eigenlijk weet Menno het antwoord wel… oprechte boosheid is nooit kleinzerig of pietluttig. Boos zijn geeft ons de kracht om te beschermen wat voor ons van waarde is; om te stoppen wat je niet langer wilt. Boosheid kun je benutten. Onderweg naar buiten zien we hoe het bokskussen nog onbewogen aan de deur hangt. ‘Hij blijft gewoon hangen hoor’, zeg ik. ‘Misschien volgende keer. Vandaag gaat de boosheid mee naar huis.’ Toelichting: verschillende soorten boos Je zou kunnen zeggen dat er twee soorten boosheid zijn: de boosheid die in het hier & nu getriggerd wordt, omdat iemand over een grens gaat. Die boosheid is nodig om die grens te verdedigen: tot hier en niet verder. Daarnaast is er ook oude boosheid; die ergens in je systeem ligt opgeslagen, afkomstig van alle keren dat je haar niet kon, mocht of durfde uiten. Dat Menno veel boos is en misschien bozer over dingen dan nodig, komt omdat - nu hij de boosheid in zijn dagelijks leven voorzichtig een beetje toelaat – er steeds wat oude boosheid meekomt: de boosheid die gaat over een leven lang gevoeld hebben dat wat hij wilde niet zo belangrijk was. Het opsparen en tegenhouden van boosheid kost veel energie. Bovendien ontstaat er explosiegevaar. Lang leve alle schoenen die op verkeerde plekken rondslingeren, dus. Zo kun je je boosheid op een goede manier benutten. Op naar een heldere grens. © De Kleine Professor, november 2023 Disclaimer De naam van de client in deze tekst is om privacy redenen gefingeerd. De tekst is gebaseerd op een daadwerkelijk gesprek, maar aangepast met het oog op de leesbaarheid. Opmerkingen zijn gesloten.
|
De Kleine Professorschrijft over de groei van cliënten, studenten én zichzelf.
Laat je e-mailadres achter en ontvang een mail als er een verse blog is!
Archieven
December 2023
Categorieën
Alles
|