‘En wat wil je van mij?’ vraag ik aan Arissa, die me benaderd heeft voor de begeleiding van haar afstudeeronderzoek. Na wat omwegen heeft ze zichzelf toegestaan onderzoek te doen naar het begrip autonomie. Haar hele studie al past ze zich aan; aan wat ze denkt dat normaal is, aan wat anderen willen, aan hoe ze denkt dat het hoort. In haar afstudeertraject wil ze graag maken wat écht van haar is, hoe anders, gek óf normaal dan ook. En dat vergt werk: het is moeilijk, soms zelfs beangstigend om je niet aan te passen, als je dat al een leven lang doet. Daarin zoekt ze begeleiding. ‘En wat wil je dat ik níet doe?’ vraag ik haar. Ze denkt na. Ik zie van alles gebeuren in haar gezicht. Er komt een traan, die weer wegebt, een glimlach die weer gladtrekt, een frons die neutraliseert. Dan zegt ze: ‘Ik weet het eigenlijk niet.’ Het lijkt zo’n dogma: je moet gelukkig zijn. Als je dat niet bent, dan moet je er wat aan doen. Geluk is maakbaar; het hangt af van hoe hard je er aan werkt, kom op! En hup: daar ben je weer bij waar je al die tijd al was: het is je eigen schuld. Had je maar beter je best moeten doen, meer geld moeten uitgeven aan een betere therapeut, eerder moeten leren begrenzen, vaker moeten… vult u maar in. Ik kijk naar de traan die uit het rechteroog van Elise sijpelt. Fris ziet ze er uit als ze binnenkomt. Krachtig ook, een trotse jonge vrouw. Ze gaat zitten, zegt: ‘Hi’. Een tikje cynisme meen ik te bespeuren. Cynisme op haar eigen verschijning? We weten alle twee dat we hier niet voor de gezelligheid zitten. Ze kijkt me kort aan, dan wendt ze haar blik af. Ik neem het woord. De boodschap is een moeilijke. Toch reageert Yasha nauwelijks. Ze knikt. Ze weet hoe het er voor staat. ‘Ok’ zegt ze, als er een stilte valt. Haar hoofd buigt iets dieper. Ze aanvaart de maatregelen. Ze accepteert wat ik zeg, als een straf. Roelof en ik maken een wandeling, maar zelfs bewegend komt het gesprek niet op gang. De chitchat-fase is voorbij, de volgende fase laat op zich wachten. Ik voel spanning, haal diep adem en vraag me in mezelf af wat de goede vraag zou kunnen zijn. Gelukkig werkt mijn alarmsysteem nog wel: zodra ik het gevoel heb dat ik het goed moet doen, dan gaat er iets mis. De laatste sessie met Merel begint een beetje wiebelig. Ze komt te laat en zegt dat ze slecht geslapen heeft. ‘Ik ben niet goed in afscheid nemen’, zegt ze. ‘Ik zou het liever niet doen.’ We zoeken naar wat afscheid nemen zo moeilijk maakt en komen uit bij haar moeder. Het is vreselijk verdrietig je moeder jong te verliezen - zelf nog niet in de volwassen wereld. Je verbindt er allerlei conclusies aan over wie jij bent en hoe jij zult overleven in een wereld zonder. ‘Zullen we daar nog wat aan werken?’ vraag ik. ‘Dat zal vast goed zijn’, zegt Merel een tikje cynisch. Ik pak de Playmobil. Soms zie je het ineens: hoe mensen zich inhouden, hun emoties opkroppen, zich aanpassen. Het tikken van voeten, het klikken van pennen, het klemmen van kaken. Agitatie noem je dat ook wel, gek genoeg één van de vele uitingen van passiviteit. Je kunt heel druk zijn met tikken, obsessief je mail in de gaten houden, of gevoel wegslikken; je lijf is actief. Maar de passiviteit schuilt hem in dat wat je vermijd te doen: zeggen wat je er van vindt of waar je behoefte aan hebt. Met Mark heb ik het over zijn studie: hij staat er niet zo best voor. Hij stelt uit, komt niet opdagen, levert lage kwaliteit werk in. Studie-ontwijkend gedrag, kortom, een geliefde term onder mijn HBO-collega’s. Ik bespeur enige vermoeidheid in mijzelf terwijl Mark praat: we hebben dit gesprek al vaker gevoerd. Wat is er nodig om hem uit deze impasse te krijgen? Ineens zie ik zijn been. Het wiebelt. Er valt een stilte. De beweging wordt intenser. Iets in mij doet zeer als ik het zie. Het is afstudeerdag op de opleiding waar ik werk: vieren en uitzwaaien tegelijk. Ik zie mij zelf al wat afstand nemen, in de observeerstand, me voorbereidend op het naderend afscheid. De zon schijnt en op het plein zie ik Mara, net haar diploma gekregen, wat rondwarrelen tussen de verschillende groepjes op het plein: een oppervlakkig kletspraatje hier, een slokje wijn daar, maar ondertussen het onbestemde gevoel: wat doe ik hier eigenlijk? We maken oogcontact. Ze komt naar me toe. ‘Hoe doe je het?’ vraag ik. Ze haalt haar schouders op. ‘Een beetje’, zegt ze en ze buigt haar hoofd. Ik knik. Ik herinner me mijn eigen afstudeerdag, meer dan 20 jaar geleden: intens, met mooie speeches, veel liefde, bloemen, wijn en ook zon. Precies als vandaag. Het schoolplein werd steeds leger, de familie ging weg en met een restje afstudeergenoten stelden we het afscheid nog wat uit in het café, in een vreemde mengeling van aangeschoten weemoed en dronkemansblijdschap... |
De Kleine Professorschrijft over de groei van cliënten, studenten én zichzelf.
Laat je e-mailadres achter en ontvang een mail als er een verse blog is!
Archieven
December 2023
Categorieën
Alles
|